Het laatste adventsgedicht, op de valreep van Kerstavond.
Nadat de drie wijzen waren vertrokken en er behalve een aantal beesten niemand meer in de stal was te vinden, bleven Jozef en Maria nog enkele dagen op aan te sterken. Over die onderbelichte periode gaat het volgende gedicht, maar dan in de 'verwesternde' versie van Jacky Labadie uit het Montanese gehucht Shaladoober. Het is een vreselijk kreupel gedicht en ik verontschuldig me hiervoor op voorhand, maar toch ook niet helemaal: het is tenslotte afgeleid van Labadie's werk en dat is niet het beste onder de zon.
De wijzen kozen het hazenpad terug
Jozef sprak tot zijn zoon en zijn vrouw
dat is ook weer achter de rug
gaan wij nu gauw?
Nee, zei Maria, we blijven nog even
dat is wel zo goed voor onze kleine
Jozef riep: wat zullen we nu beleven?
vertel mij hierover het fijne
Maria sprak: ik wil nog wat rusten
en de kleine ziet wat pips
ik zou wel een boterham lusten
en een verse doek om Jezus' bips
Het werd rumoerig voor de stal
Maria dacht dat ze kloppen hoorde
Jozef zei: ik zie het al
de drie klusjesmannen uit het noorden
Het werd meteen een dolle boel
met de loodgieter, smid en een bakker
zelden had Jozef zo'n leuke week
en Jezus lag steeds wakker
Dus al met al
was het in de stal
een herrie van formaat
Jezus wist op dat moment
(los van Goed en Kwaad)
dat het leven niet over rozen gaat
Countryman Ray
Geen opmerkingen:
Een reactie posten