Eind negentiende eeuw werd er olie gevonden op de prairie. Na de spoorlijnen kwamen er nu ook boortorens en pijpleidingen het landschap ontsieren. Menige cowboy van de oude stempel was dat een doorn in het oog. Maar aangezien de meeste van hen plichtsgetrouwe en gezagsgetrouwe mannen waren, kwamen ze niet opstand zoals nu vele burgers wel doen tegen kolencentrales en windmolenparken. De cowboy zette zich hooguit 's avonds in een melancholieke bui neer bij zijn kampvuur en tokkelde dan wat op zijn gitaar. Of er kwam een gedicht in hem op, en dat had er zo uit kunnen zien:
wat keek ik graag in de verte
waar bergen mijn blik bepaalden
en wat zag ik mooie vlaktes
waar cactussen trots praalden
nu zie ik boortorens van hout
en olie in grote plassen
de pluim van een lokomotief
zijn rook verpest de gewassen
wat is er geworden van mijn land
hoeveel schade komt er nog meer?
al die wezensvreemde zaken
wie komt er in het geweer?
mijn prairie is onherkenbaar
dat is de nieuwe tijd, zegt men
vooruitgang is goed naar het schijnt
maar dit is een tijd die ik niet ken
Countryman Ray
Geen opmerkingen:
Een reactie posten